HomeBoekenArtikelenColumnsOnderzoekLinksBioContact

Columns

De dijk

Er wordt wel beweerd dat Nederland voor het grootste deel door mensenhanden is gemaakt. Het belangrijkste openbare-ruimtetype waar we dat aan te danken hebben is de dijk, al zou je dat op basis van de herkomst van het woord niet direct zeggen.

Het Oudnederlandse woord diic, dat rond 1000 voor het eerst is aangetroffen in geschreven bronnen, betekende namelijk 'uitdieping, sloot' – het lijkt niet voor niets op het Engelse werkwoord to dig 'graven'. Maar bij het graven van een sloot ontstaat ernaast ook een aarden wal, en toen onze voorouders zich rond 1200 met aaneengesloten systemen wilden verdedigen tegen het wassende water, kregen de opgeworpen wallen de benaming dijk.

De dijken scheidden een veilig binnendijks gebied af van riskanter buitendijks land: achter of aan de dijk kon beschut worden gebouwd, ervoor juist niet. Waar een dijk een rivier kruiste werd een dam aangelegd, een woord dat ook teruggaat op een oud werkwoord voor 'graven'. In veel kleine steden is die oorspronkelijke configuratie van dam met plein, en dijken binnen maar vooral buiten de bebouwde kom nog goed zichtbaar, zoals in Edam en Brouwershaven.

In grotere watersteden zoals Amsterdam, Rotterdam en Dordrecht verstedelijkten de dijken al snel, en werd de dijk ook aan de buitendijkse kant bebouwd, met havenpanden of met woonhuizen. De waterkering werd dan richting het open water opgeschoven.

Veel eenentwintigste-eeuwse stedelingen zullen zich misschien niet meer realiseren dat de Amsterdamse Zeedijk en de Rotterdamse Oostzeedijk in vroeger eeuwen als 'aarden wal' werkelijk beschutting tegen de zee boden. Een blik opzij naar de vaak nog lager gelegen straten biedt dus eigenlijk een doorkijkje in de geschiedenis.

Stedelijk Interieur, 2009, nr. 4.

Terug naar columns